Ochtendlicht
uit
De kracht van weerloze liefde
van
Marinus van den Berg
Je kunt het soms niet meer geloven
dat er een betere tijd komen zal.
Alles kan je duister
voor de ogen zijn.
De grond zakt je
onder de voeten weg.
Je voelt je wegglijden
in de nacht.
Je kunt het soms niet meer geloven
dat er ook andere mensen zijn.
Mensen die oprecht zijn,
mensen die je geen geweld aandoen.
Mensen die je niet willen misbruiken.
Je kunt het soms niet meer geloven
dat je op een dag
weer zult lachen en zingen,
dat je weer zult ervaren
dat je leven de
moeite waard is.
Je kunt het soms niet meer geloven,
totdat je op weg gaat,
wegbreekt uit het isolement,
aarzelend en met
knikkende knieën aanklopt
om gehoor.
Je kunt het soms niet meer geloven,
totdat je stapje voor
stapje
je kwetsbaarheid deelt
en geloof ontvangt.
Het geloof van iemand die luistert,
die zich laat raken
door jouw verhaal,
die jouw pijn probeert te verstaan.
Je kunt het soms niet meer geloven,
totdat je handen de wonden mogen
aanraken,
totdat je ogen de kwetsbaarheid mogen zien.
Je onderweg gaan
kan het begin worden
van een nieuwe tijd.
Je wordt opnieuw geboren
uit nacht en duisternis
en knipperend met
je bezeerde ogen,
rood van verdriet,
kijk je in het nieuwe ochtendlicht.
Er begint een nieuwe dag.